- Op eigen initiatief
- Voorbereid door de projectgroep memorandum.
- Goedgekeurd door de algemene vergadering via schriftelijke procedure op 1 maart 2024
Advies (pdf)
1. Een samenwerkingsagenda voor een rechtvaardige en duurzame welvaart binnen planetaire grenzen
- [1] De FRDO vraagt van de nieuwe federale regering een sterk engagement voor een ambitieus project van duurzame ontwikkeling dat in staat is coherente antwoorden te geven op de grote uitdagingen van de toekomst, op nationaal en internationaal niveau.[1] De raad vraagt de regering om zich daarbij te laten leiden door een coöperatief federalisme[2] om zo voluit te kunnen kiezen voor een betere, elkaar versterkende, samenwerking tussen de beleidsniveaus. De FRDO is klaar om zich verder voor een dergelijke interfederale logica in te zetten.
- [2] De raad stelt voor dit engagement te vertalen in een aantal toekomstcontracten, gericht op de cruciale uitdagingen.
2. Een goede overlegcultuur
- [3] De raad wil ook de volgende jaren verder een betrouwbare structurele partner zijn die advies kan geven over alle belangrijke kwesties, vanuit het oogpunt van een duurzame ontwikkeling. Om kwalitatieve adviezen te kunnen afleveren is er evenwel nood aan een verbetering van de overlegcultuur. Zo herhalen we nogmaals onze oproep aan de regering om de voorziene termijnen voor het maken van adviezen te respecteren. In de voorbije legislatuur moesten we regelmatig vaststellen dat de termijn voor het indienen van de adviezen te kort was. Het is erg moeilijk om een raadpleging van alle belanghebbenden te organiseren binnen dergelijke termijnen. Dit geldt des te meer als er een vraag is om de gewestelijke raden bij het proces willen betrekken. Een kwalitatieve consultatie op basis van zo’n brede adviesaanvraag is een proces dat voldoende tijd vergt. De raden dringen er bij de regering op aan hiermee rekening te houden in toekomstige adviesaanvragen.[3]
3. Maatschappelijke toekomstcontracten
3.1 Klimaat en energie
- [4] Met verwijzing naar het principieel kader[4] dat de FRDO al in eerdere adviezen uitwerkte, herinnert de raad eraan dat de Raad van de EU van 9 maart 2023 in verband met zijn klimaat- en energiebeleid heeft verklaard dat hij ”urgently calls for increased global action and ambition in this critical decade, in line with the IPCC analyses” en dat Europa “is determined, to engage and work with partners worldwide through our Climate and Energy Diplomacy: to implement the Paris Agreement; to limit the global temperature increase to 1.5°C compared to pre-industrial levels; to support the most vulnerable, in particular in least developed countries (LDCs) and Small Island Developing States (SIDSs), in adapting to climate change effects; and to increase collective climate finance”. De raad steunt deze oproep van de Raad van de EU en roept de nieuwe federale regering op om een overtuigend klimaatbeleid te ontwikkelen dat hieraan tegemoetkomt, in lijn van wat tijdens de COP28 werd afgesproken.[5]
- [5] Mee op basis van de beoordeling van de Commissie van het ingediende herziene Nationaal Energie- en Klimaatplan (NEKP) zal de huidige federale regering nog het nodige moeten doen om bij te dragen aan het indienen van een volwaardig definitief NEKP dat voldoet aan de EU-verplichtingen.[6] Het werk zal dan in de praktijk moeten worden verdergezet door de nieuwe federale regering, in een nauwe samenwerking met de gewestregeringen. De raad is in dat verband van mening dat een te ontwikkelen langetermijnvisie die de drie dimensies van duurzame ontwikkeling (de ecologische, sociale en economische dimensie) integreert, richting hoort te geven aan elk transitiebeleid. De raad meent dat een dergelijke langetermijnvisie voor een duurzame ontwikkeling van onze maatschappij niet alleen het rechtvaardige transitiebeleid[7] dient te oriënteren, maar dat het ook kan helpen de doelstelling van een klimaatneutrale economie die zuinig omspringt met energie en grondstoffen te bereiken. Deze visie moet de structurerende as zijn van het NEKP, dat het resultaat moet zijn van echte samenwerking tussen de entiteiten van het land om duidelijk omschreven doelstellingen te bereiken.[8]
- [6] De raad verwijst als kader daarvoor naar de principes afgesproken in een eerder advies over het Nationaal Energie Klimaat Plan 2030, met name:
- a. In het kader van een transitie naar een koolstofarme maatschappij is de raad van oordeel dat het voornaamste en fundamentele doel van een beleid inzake energietransitie erin moet bestaan dat die tot een duurzame samenleving leidt die het volgende garandeert:
- i. het in acht nemen van de grenzen van het leefmilieu en de wil om de klimaatveranderingen te bestrijden, volgens het principe van de gemeenschappelijke maar gedifferentieerde verantwoordelijkheid;
- ii. de energiebevoorradingszekerheid, zowel voor de consumenten als voor het hele land;
- iii. een performante economie die het concurrentievermogen van onze ondernemingen verzekert;
- iv. sociale rechtvaardigheid en een rechtvaardige transitie, die zich houdt aan de vijf pijlers ervan: sociale dialoog, jobcreatie (investeringen, R&D, innovatie), vorming en competenties, respect voor mensen- en arbeidsrechten en een georganiseerde en krachtige sociale bescherming.
- b. Een transitiebenadering kan helpen om de transformatie van ons energiesysteem te sturen en te versnellen, dit dankzij een benadering die zich concentreert op de wisselwerking tussen de technologie, de maatschappij en het beleid en die uitgaat van de noodzaak om op een geïntegreerde manier te werken en te denken.
- Een transitiebeleid naar een koolstofarme maatschappij vereist een mondiale aanpak, die onder andere leidt naar een level playing field voor de bedrijven, evenals een brede en strategische aanpak door alle beleidsniveaus in België, die tegelijk proactieve initiatieven aanmoedigt. Die aanpak moet alle uitdagingen van duurzame ontwikkeling integreren, de stakeholders hierbij betrekken om een ruim maatschappelijk draagvlak te verzekeren en coherent zijn met het ontwikkelingsbeleid.
- De energietransitie zal aanzienlijke investeringen vergen die verdeeld moeten worden. De inspanningen moeten betaalbaar zijn voor alle huishoudens, vooral voor de kwetsbare groepen, voor de KMO’s en voor de ondernemingen.[9]
- a. In het kader van een transitie naar een koolstofarme maatschappij is de raad van oordeel dat het voornaamste en fundamentele doel van een beleid inzake energietransitie erin moet bestaan dat die tot een duurzame samenleving leidt die het volgende garandeert:
- [7] De raad vindt verder dat de overheden op de verschillende beleidsniveaus moeten samenwerken om een echte interfederale energievisie te ontwikkelen die in het NEKP wordt opgenomen. Een plan voor een snelle reductie van fossiele brandstoffen voor energiedoeleinden is daarbij essentieel.[10] De raad is van oordeel dat de overheid moet streven naar een schone energiemix die het mogelijk maakt aan de voorzieningszekerheid te beantwoorden en de klimaatdoelen te behalen en tegelijk de prijzen onder controle houdt, en dat voor gezinnen en bedrijven.[11] De overheid moet ervoor zorgen dat alle bedrijven, groot en klein, toegang hebben tot alternatieve energieoplossingen. Ze moet een wettelijk, reglementair en fiscaal kader creëren dat oplossingen voor deze transitie ondersteunt en dat de investeringen in deze richting stuurt.[12] De raad roept op te ijveren voor een level playing field voor energieprijzen voor bedrijven, wat wil zeggen vergelijkbare prijzen voor energieproducten tussen verschillende landen in de Europese Unie. Het proces van harmonisatie van de energieprijzen zou moeten bijdragen aan een versterking van de duurzame energietransitie.[13] De raad vraagt daarbij ook een herziening van de belastingen op energie om geleidelijk de milieudimensie en een koolstofprijs op de (fossiele) energiedragers te integreren zonder de lasten voor de ondernemingen te verzwaren.
- [8] De raad benadrukt dat dringend werk moet worden gemaakt van een rechtvaardige transitie zoals gedefinieerd door de IAO[14] die ambitieus is, om de sociale, economische en milieu-uitdagingen aan te gaan. In die zin onderschrijven ze de conclusies van de recente IAO-conferentie waarin staat dat “Urgent action to advance just transition is an imperative to achieving social justice, decent work and poverty eradication, and to tackling environmental and climate change. The future of economies, societies, jobs and livelihoods is at stake as they depend on the planet’s ecosystems and natural environments.”[15]
- [9] De raad beveelt verder het volgende aan:
- maatregelen nemen om te streven naar de uitbanning van energiearmoede. Dit houdt in dat er ambitieuze maatregelen moeten worden genomen om gebouwen te isoleren, waarbij prioriteit wordt gegeven aan de gebouwen met de slechtste energieprestatie, dat er voorlichting en bewustmaking moet komen over energiebesparende maatregelen en dat de energietarieven toegankelijk moeten worden gemaakt voor de meest kwetsbare doelgroepen, met name voor hen door het sociaal tarief. Hij voegt eraan toe dat we de non take-up van sociale energierechten actief moeten proberen te verminderen.[16]
- het principe naleven van een geïntegreerde vermindering van vervuiling om zo overdrachten van het ene milieu naar het andere te vermijden.[17]
- [10] De raad is voorstander van de uitwerking van een interfederale visie op moleculen. In overleg met de andere entiteiten zou de federale regering een meer precieze Belgische visie op moleculen moeten definiëren, die in de eerste plaats scenario’s vastlegt voor de beschikbaarheid van niet-fossiele gassen in België (power to X, waterstof, biogas, …) in verschillende tijdshorizonten, de prioritaire energetische en niet-energetische toepassingen van niet-fossiele gassen bepaalt en de behoeften aan gasinfrastructuur inschat.
- [11] De raad roept op om investeringen in onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten die door de overheid worden ondersteund te oriënteren naar de ontwikkeling van nieuwe technologieën die effectief zijn in het verminderen van emissies of het verlagen van de prijzen van goederen en diensten die bijdragen aan de energie- en klimaattransitie, en zo de betaalbaarheid ervan verbeteren. Deze projecten zouden bv. gericht kunnen zijn op het optimaliseren van bouw- en renovatietechnieken en de implementatie van circulariteitsprincipes, alsook het reduceren van koolstofemissies gedurende de hele levenscyclus van gebouwen,[18] onder andere door het gebruik van hout en biogebaseerde materialen.[19]
- [12] De raad vraagt verder om ook te investeren in oplossingen gebaseerd op de natuur, bv. via natuurbescherming en natuurherstel. De raad adviseert om hierbij breed in te zetten op maatregelen in zowel België als Europa en daarbuiten. Er is nood aan speciale aandacht voor tropische ecosystemen, waar veel mogelijkheden zijn voor grootschalige projecten, als er gekozen wordt een inclusieve en participatieve aanpak met oog voor lokale gemeenschappen.
- [13] De bouwsector zal te maken krijgen met een grote behoefte aan arbeidskrachten in het kader van de energietransitie. De raad is daarom van mening dat de verschillende overheden van het land de nodige maatregelen moeten nemen om de sector aantrekkelijker te maken, met name voor jongeren. Ook de opleidings- en werkgelegenheidsmogelijkheden moeten snel versterkt worden, met aandacht voor de genderdimensie.[20]
- [14] Er moeten grootschalige plannen komen voor energierenovatie en decarbonisatie, waarbij de inspanningen van de overheid worden gericht op gebouwen met de slechtste energieprestatie. Hij is van mening dat waar mogelijk een collectieve aanpak moet worden ontwikkeld, waarbij renovaties per wijk worden opgezet met een operator die kan coördineren, stimuleren, collectieve aankopen kan aanbieden, een renovatieprogramma voor een hele wijk kan opzetten en waarbij publieke voorfinanciering wordt voorzien voor kwetsbare gezinnen.[21] De federale regering moet initiatieven ondersteunen die kunnen zorgen voor een kader dat dit interfederaal faciliteert.
- [15] De raad herinnert aan de aanbeveling[22] waarin het volgende werd gesteld: “de openbare sector heeft volgens de raad ambitieuze actieplannen voor de renovatie van haar eigen gebouwen nodig. Hij moet daartoe een traject uitstippelen op het vlak van isolatie, optimaal en slim energiebeheer, energie-efficiëntie, doeltreffende warmte- en koudeproductie, opslag en productie van hernieuwbare energie. De openbare sector moet een voorbeeldfunctie inzake energie vervullen, niet alleen voor zijn gebouwenpark, maar ook voor de gebouwen die hij huurt. De openbare sector zal alleen gebouwen mogen huren die beantwoorden aan hoge EPB-normen.” Hij wijst er ook op dat België op COP 27 het Net-zero government initiative heeft ondertekend, dat erop gericht is overheden koolstofneutraal te maken tegen ten laatste 2050. Dit erkent de prominente rol van overheden en openbare besturen als grote werkgevers en energieverbruikers in het land, en hun verplichting om een rolmodel te zijn door de overgang naar koolstofneutraliteit te versnellen.[23]
- [16] De raad vraagt dat de verschillende regeringen als onderdeel van hun samenwerkingsagenda in de eerste plaats kijken naar ‘versnellers’ die op essentiële punten de transitie kunnen stimuleren en voor multiplicatoreffecten kunnen zorgen.[24] De federale regering moet daarin een actieve rol spelen. In dat verband meent de raad dat milieufiscaliteit, duurzame mobiliteit, steun voor innovatie, een geïntegreerde planning van de infrastructuur verbonden met de transitie naar een lagekoolstofsamenleving en het uitbouwen van een eveneens geïntegreerd netwerk van databeheer en –uitwisseling (open data) prioritair zijn. Verder is hij van oordeel dat er op korte termijn initiatieven nodig zijn om te komen tot beleidsafstemming en een gecoördineerde aanpak van hinderpalen en drivers. Binnen ons eigen land en in EU-verband gaat het daarbij onder meer over:
- het wegnemen van onnodige obstakels bij de uitbouw van hernieuwbare energie (met respect voor de natuurwaarden)
- beter afstemmen van de EU-criteria voor de inzet van biomassa, door rekening te houden met wetenschappelijke gegevens
- een goede balans (telkens naargelang het dossier) tussen vermindering van de energievraag (wanneer dat mogelijk is), stimuleren van energie-efficiëntie en voorzien van hernieuwbare energie…
- beter afstemmen van modellen van koolstoffiscaliteit
- het bepalen van een geïntegreerd beleid voor duurzame mobiliteit, met name: fiscale regels op zowel Europees als internationaal niveau om het luchtverkeer duurzamer te maken, planning en harmonisatie van de ontwikkeling van het intra-Europese spooraanbod (met name de continuïteit van de diensten tussen de verschillende operatoren), beter in rekening brengen van de bijdrage van de actieve vervoerswijzen en hun complementariteit met het openbaar vervoer
- een beleid dat gericht is op de renovatie en het klimaatneutraal maken van gebouwen
- het bevorderen van investeringen die de energievraag verminderen (wanneer dat mogelijk is) of de energie-efficiëntie verhogen (nultariefleningen voor burgers en bedrijven, derdebetalerssystemen (privé, publiek en publiek-private partnerschappen).
Men dient de synergieën tussen ruimtelijke ordening, huisvesting en mobiliteit te ontwikkelen in een systemische visie die als doel heeft te komen tot een lagekoolstofsamenleving.
3.2 Grondstoffen en circulaire economie
- [17] De raad is van oordeel dat de circulaire economie moet worden bevorderd, met name om de afhankelijkheid van de invoer uit derde landen van energie en grondstoffen die essentieel zijn voor de industrie (zoals zeldzame mineralen) te verminderen. De circulaire economie moet leiden tot een afname van onze totale grondstoffenvoetafdruk. Ook moet worden voorkomen dat de invoer van grondstoffen de lokale gemeenschappen in de uitvoerende landen schaadt of in gevaar brengt. In dit verband voegt hij eraan toe dat ervoor moet worden gezorgd dat materialen die afkomstig zijn van recycling of hergebruik betaalbaar en concurrentieel zijn ten opzichte van hun equivalent dat uit een mijn komt. Dit impliceert ook maatregelen om de huidige, lineaire waardeketens te ontmoedigen.[25]
- [18] Materiaalgerelateerde processen (zoals de productie van goederen en brandstoffen, transport van goederen, voedselproductie en stockage en de afvalverwerking) zijn nu samen verantwoordelijk voor een belangrijk deel van de totale broeikasgassenuitstoot. Die processen meer circulair maken (bv. door over te gaan tot producten met een langere levensduur of door de keuze voor product-dienstsystemen) waardoor er minder materialen nodig zijn, kan een belangrijke positieve bijdrage leveren aan het klimaatbeleid.[26]
- [19] De raad is van mening dat er moet worden geïnvesteerd in de circulaire economie, die zowel banen kan scheppen voor kwetsbare profielen als het verbruik van hulpbronnen kan verminderen. Hij voegt eraan toe dat de circulaire economie de creatie van lokale banen bevordert door de oprichting van hergebruik-, reparatie-, recycling- en terugwinningssectoren op regionale schaal aan te moedigen.[27]
- [20] Het Federaal Actieplan voor een Circulaire Economie (2021-2024) voorziet in een intra-Belgisch platform voor een betere samenwerking tussen gewesten en met stakeholders. De raad roept op om dit platform bij het begin van de legislatuur nieuw leven in te blazen, met een intensievere aanpak en een langetermijnvisie.
- [21] De raad roept de toekomstige regering op om ons leiderschap in de circulaire economie in Europa te bevestigen door onze kennis, expertise en innovatieprojecten te promoten als exportproduct. Deze positionering zal ook een plaats krijgen in het kader van de prinselijke economische missies die het Agentschap Buitenlandse Handel samen met de regionale exportdepartementen organiseert.
3.3 Mobiliteit
- [22] De raad herinnert eraan dat hij herhaaldelijk heeft gewezen op de noodzaak “om snel te komen tot een interfederale strategische visie inzake mobiliteit die verenigbaar is met duurzame ontwikkeling. Deze visie is noodzakelijk om de beleidslijnen van de verschillende beleidsniveaus op elkaar af te stemmen. Deze visie zou moeten worden opgebouwd in samenhang met een strategische visie over ruimtelijke ordening.”[28]
- [23] De raad is voorstander van het bevorderen van een modal shift tussen de verschillende vervoersvormen die in de lijn ligt van de drie doelstellingen die een duurzaam mobiliteitsbeleid tegelijkertijd moet nastreven, zoals in een eerder advies[29][30]
- [24] De raad is van mening dat betrouwbaar en toegankelijk openbaar vervoer essentieel is. Het is belangrijk vanuit een economisch, sociaal en milieustandpunt dat het openbaar vervoer op verschillende niveaus zo goed mogelijk wordt gecoördineerd. De raad vraagt om zo snel mogelijk een geïntegreerd openbaarvervoersysteem (zowel de integratie van de openbaarvervoertarieven en -tickets als de integratie van het openbaarvervoeraanbod) te ontwikkelen dat toegankelijk, gebruiksvriendelijk en gemakkelijk te gebruiken is.[31] In dat perspectief moet één enkel vervoerbewijs[32] het mogelijk maken om gebruik te maken van de diensten van de verschillende openbaarvervoermaatschappijen. De bestaande voorkeurtarieven moeten behouden blijven en openbaarvervoersbedrijven moeten streven naar een harmonisatie van deze voorkeurtarieven. In dat kader vraagt de raad om het gebruik van de geïntegreerde openbaarvervoerbewijzen Brupass (XL) en de City passen te monitoren en om desgevallend te bestuderen welke hefbomen geactiveerd zouden moeten worden om het gebruik ervan te vergroten. Ook vraagt hij om de tarieven van de gecombineerde abonnementen (waarvan geen sprake is in het ontwerpcontract[33]) voordeliger te maken dan de som van de prijzen van de afzonderlijke abonnementen.[34] De raad wil dat openbaarvervoersbedrijven over voldoende financiële en menselijke middelen[35] beschikken, als ruggengraat[36] van een duurzaam mobiliteitssysteem. De betaalbaarheid voor de verschillende categorieën van openbaarvervoerreizigers moet een aandachtspunt blijven, net als de kwaliteit van de geleverde diensten.[37]
- [25] De raad vraagt om een interfederaal orgaan op te richten in het kader waarvan de verschillende actoren (ministers en kabinetten, administraties, openbaarvervoerbedrijven) op structurele wijze zouden samenkomen. Dit bestuursorgaan is onmisbaar, inzonderheid om garanties te bieden voor een regelmatige opvolging van de Spoorvisie 2040 maar ook om de in de visie aangekondigde multimodaliteit te waarborgen en meer bepaald de integratie van het aanbod, de tarieven en vervoerbewijzen van de verschillende openbaarvervoerbedrijven. Het orgaan moet volledig transparant werken op het vlak van besluitvorming en moet een opvolging van zijn beslissingen mogelijk maken.[38]
- [26] De raad vraagt om onder de verschillende instrumenten van de voertuigenbelastingen de potentiële rol te onderzoeken van een kilometerheffing naargelang van de congestie, de luchtvervuiling en de infrastructuurkosten met het oog op het behalen van de doelstellingen inzake duurzame mobiliteit. Deze rol moet worden onderzocht in het licht van een toekomstige daling van de inkomsten uit accijnzen die met name verband houdt met de toenemende elektrificatie van het voertuigenpark.[39]
- [27] De overheden moeten op creatieve wijze de samenwerking tussen bedrijven (en burgers) in hetzelfde geografische gebied aanmoedigen om hun vervoersstromen te bundelen en tegelijkertijd de vertrouwelijkheid van de vervoerde goederen te beschermen. Deze samenwerking kan ook worden ingevoerd voor het verkeer van werknemers (shuttles, carpooling, …).[40]
- [28] In de internationale onderhandelingen vindt de raad het belangrijk om te ijveren voor de invoering van een koolstofprijs in de scheepvaart- en luchtvaartsector en voor het opleggen of versterken van emissienormen voor die sectoren. De btw en de belastingen op de tickets zouden moeten worden opgenomen in deze denkoefening. De raad zou het verwelkomen als deze denkoefening kan leiden tot een visie om voor kortere afstanden binnen Europa de duurzame modi relatief aantrekkelijker te maken dan het vliegverkeer.[41]
3.4 Biodiversiteit
- [29] De raad beveelt aan om de verschillende bestaande beleidsinitiatieven inzake biodiversiteit in ons land, zowel op lokaal, provinciaal, regionaal als federaal niveau, te bekijken in het licht van de verdere implementatie en of vertaling van de Europese biodiversiteitsstrategieën tot op het niveau van de lidstaten, en na te gaan waar initiatieven veralgemeend kunnen worden of aan elkaar gekoppeld, waar er nog hiaten bestaan, en waar nieuwe regelgeving of bijkomende financiering aangewezen is bij de vertaling naar de doelstellingen op Belgisch niveau. Hierbij is het belangrijk aandacht te hebben voor een gelijk speelveld voor alle actoren. De raad benadrukt het belang van overleg met alle betrokken stakeholders en pleit voor een optimale coördinatie van de maatregelen op verschillende beleidsniveaus zodat de doeltreffendheid ervan kan worden gemaximaliseerd. De raad dringt er bij de overheden op aan om het Kunming-Montreal Globaal mondiaal biodiversiteitskader[42] te ondersteunen dat een antwoord kan bieden op de biodiversiteitscrisis en de geactualiseerde nationale biodiversiteitsstrategie goed te keuren en deze in gepaste actieplannen uit te werken.[43]
- [30] Een bundeling van krachten uit de overheids- en privésfeer vinden we terug in de Belgian Biodiversity alliance.[44] De raad ondersteunt dit initiatief, maar meent dat informatieverspreiding en sensibilisering versterkt kunnen worden: ook de andere instrumenten waarover de overheden beschikken, met name de regelgevende en de financiële, dienen op een gecoördineerde wijze te worden ingezet. De raad verwacht dat ook op dit vlak de overheden gezamenlijke initiatieven nemen en de stakeholders hierbij betrekken.[45]
- [31] De ontwikkeling van activiteiten in zeeën en oceanen dient te gebeuren binnen de natuurlijke grenzen, temeer daar ondanks een aantal positieve evoluties, de door de Europese Kaderrichtlijn Mariene Strategie nagestreefde ‘goede milieutoestand’, nog niet bereikt is in onze Noordzee. De raad onderstreept dat dit ook het uitgangspunt dient te zijn bij het ontwikkelen van het beleidskader (zoals de wet op het mariene milieu en het volgende Marien Ruimtelijk Plan), waarbij onder meer geplande activiteiten die de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden in de Noordzee in het gedrang kunnen brengen, een ‘passende beoordeling’ moeten ondergaan.[46]
- [32] De raad is tevreden dat ons land in 2023 het BBNJ-verdrag[47] ondertekende, dat moet leiden tot een betere bescherming van de oceaan buiten nationale jurisdictie. De raad ondersteunt de Belgische kandidatuur om het secretariaat van het BBNJ-verdrag te huisvesten in Brussel[48] en hoopt dat de nieuwe regering zich hier blijvend voor zal inzetten.
- [33] De raad vraagt dat België zorgt voor een langetermijn-implementatie en -handhaving van internationale wetgeving rond de handel in bedreigde plant- en diersoorten (CITES)[49] en ontbossingsvrije grondstoffen als (tropisch) hout (EUDR).[50] Het recent opgerichte expertisecentrum ENFORCE[51] ontvangt houtstalen vanuit verschillende stakeholders maar slechts een beperkt aantal via de federale overheidsdiensten die instaan voor controles. Bovendien bevestigen de analyses dat informatie rond soort en herkomst vaak onvolledig of foutief is. Daarom vraagt de raad dat de regering voldoende middelen investeert om zowel de controlerende overheidsdiensten als de expertisecentra uit te bouwen en te consolideren ten einde illegale handel effectief te bestrijden.
3.5 Financiering van de transitie
- [34] De raad vraagt van de nieuwe federale regering – in het kader van het strategisch investeringsbeleid – een helder actieplan in EU-verband dat onder andere kan zorgen voor de activering van de financiële stromen en de heroriëntatie ervan naar de financiering van de transitie naar een koolstofneutrale economie.[52]
- [35] De raad pleit er in dat verband voor om de overheidsinvesteringen tegen 2030 op 5% van het BBP te brengen.[53]
- [36] De raad is van mening dat de volgende regering de invoering van green budgeting voor de federale begroting moet voorbereiden. Ze zou daartoe geleidelijk aan een methodologie moeten beginnen ontwikkelen. Ze kan daarbij gebruik maken van de beschikbare ondersteuning van de Europese Commissie en de vele initiatieven op basis van dit concept die al enkele jaren lopen in andere lidstaten. Het is aangewezen dat ze daarbij rekening houdt met de relevante acties die al ondernomen zijn door verschillende federale departementen.
- [37] Het kan interessant zijn een openbare bank op te richten die de private financiering zou kunnen ondersteunen door een garantie te bieden of door preferentiële rentevoeten toe te staan, zoals bijvoorbeeld de Duitse KfW Bank dat doet, en zo een hoofdrol vertolkt in het bevorderen van de kredietverlening aan duurzame projecten. Een openbare bank kan een voortrekkersrol spelen in de financiering van de transitie op milieu- en energievlak, zoals dat met name het geval is voor de ‘Caisse des dépôts’ in Frankrijk. Daarnaast biedt een openbare bank de mogelijkheid om contracyclisch te functioneren en om duurzame projecten te blijven financieren wanneer een ongunstige economische toestand of instabiele financiële markten dat moeilijker maken voor de andere investeerders.[54]
3.6 SDGs en internationale samenwerking
- [38] In 2023 stelde België een tweede Voluntary National Review[55] (VNR) voor aan de VN. In zijn advies[56] over het ontwerp van de VNR 2023 wees de raad op een aantal tekortkomingen in de manier waarop door de verschillende regeringen van ons land de SDGs worden geïmplementeerd. Die hebben onder meer te maken met het gebrek aan een structurele samenwerking. Zoals onder meer bleek uit de SDG Summit[57] die in september 2023 plaatsvond in New York is er nood aan een sterker engagement van de internationale gemeenschap om de SDGs te realiseren tegen 2030. De raad herhaalt daarom dat het in de geest van de 2030 Agenda for Sustainable Development[58] (2030 ASD) en gelet op de vele interferenties tussen de beleidsniveaus bij de realisatie van de SDGs logisch zou zijn dat de regeringen van die beleidsniveaus vanuit hun eigen bevoegdheden samenwerken en elkaar versterken voor wat in wezen een holistisch proces moet zijn, in de geest van het principe van beleidscoherentie voor duurzame ontwikkeling.[59]
- [39] De raad blijft de nieuwe federale regering wijzen op de uitvoering van de bestaande internationale engagementen inzake ontwikkelingshulp, met inbegrip van de 0,7%-norm.[60]
- [40] De raad verzoekt België om op internationaal niveau proactief te werken aan duidelijke akkoorden over het proces om tegen 2025 een nieuwe doelstelling voor internationale klimaatfinanciering te bereiken die beduidend hoger ligt dan de huidige doelstelling en die specifieke subdoelstellingen omvat voor mitigatie, adaptatie en loss and damage, rekening houdend met kwalitatieve aspecten en met de behoeften en prioriteiten van de ontwikkelingslanden (zoals overeengekomen in artikel 9 van het Akkoord van Parijs). De raad vraagt bovendien dat België de staten die geen deel uitmaken van Bijlage II en die daartoe in staat zijn, zou uitnodigen om ook bij te dragen aan de internationale klimaatfinanciering, rekening houdend met hun gemeenschappelijke, maar gedifferentieerde verantwoordelijkheid.[61]
- [41] De raad herinnert België aan zijn plicht om met ‘nieuwe en additionele’ middelen bij te dragen aan de internationale klimaatfinanciering en benadrukt het belang van internationale klimaatfondsen zoals het Green Climate Fund, het Adaptation Fund en het Least Developed Countries Fund, om de voorspelbaarheid van de financieringen, een evenwichtige besluitvorming, een evenwicht tussen de financiering van adaptatie en mitigatie en een directe toegang tot de financiële middelen te garanderen.[62]
- [42] De raad vraagt eveneens om rekening te houden met de principes inclusie, mensenrechten, genderrechtvaardigheid en leave no one behind.[63]
[1] Zie (2018a11) Een boodschap van de FRDO voor de nieuwe federale regering, [1].
[2] Zie (2017a05) Advies over het Belgische rapport voor de Voluntary National Review 2017, [10].
[3] Zie onder meer (2023a07) Rechtvaardige transitie: kaderadvies, [13].
[4] Zie daarvoor (2023a12) Initiatiefadvies ter voorbereiding van de Klimaatconferentie van de Verenigde Naties (COP28), [3].
[5] Zie (2023a12) Initiatiefadvies ter voorbereiding van de Klimaatconferentie van de Verenigde Naties (COP28), [9].
[6] In het ontwerp voor actualisatie van het Belgische Nationaal Energie- en Klimaatplan 2021-2030 (NEKP 2023) is een overzicht van de afgesproken emissiedoelstellingen te vinden. De goedgekeurde Europese Klimaatwet van 26 juni 2021 verankerde in de EU-wetgeving de doelstelling van een klimaatneutrale Unie tegen ten laatste 2050. De wet bepaalt ook de tussentijdse doelstelling van een vermindering van de netto-uitstoot van broeikasgassen tegen 2030 met ten minste 55% ten opzichte van 1990. De Belgische doelstelling voor de ESR-sectoren (gebouwen, transport, ondernemingen, landbouw, niet-ETS-industrieën, afval, …) is sinds de wijzigingsverordening (EU) 857/2023 vastgelegd op -47% ten opzichte van 2005. In het regeerakkoord van de huidige federale regering staat het engagement “om de uitstoot van broeikasgassen tegen 2030 met 55% te verminderen”, met verwijzing naar toen nog het ontwerp van EU-klimaatwet. De federale regering heeft zich in het voorstel van actualisatie van het NEKP tot de doelstelling van 47% verbonden.
[7] Voor het concept van een ‘rechtvaardige transitie’ baseert de raad zich op de IAO-definitie van een rechtvaardige transitie: “A just transition means promoting a green economy in a way that is as fair and inclusive as possible to everyone concerned – workers, enterprises and communities – by creating decent work opportunities and leaving no one behind. A just transition involves maximizing the social and economic opportunities of climate and environmental action, while minimizing and carefully managing any challenges, including through effective social dialogue and stakeholder engagement and respect for the fundamental principles and rights at work.” (IAO, Green jobs, green economy, just transition and related concepts: A review of definitions developed through intergovernmental processes and international organizations, 2023). Zie (2023a07) Rechtvaardige transitie: kaderadvies, [6-8].
[8] Zie (2023a07) Rechtvaardige transitie: kaderadvies, [20].
[9] Zie (2018a11) Een boodschap van de FRDO voor de nieuwe federale regering, [12].
[10] Zie (2023a10) Advies rechtvaardige transitie: grondstoffen en energie, [15].
[11] Zie (2023a10) Advies rechtvaardige transitie: grondstoffen en energie, [17].
[12] Zie (2023a10) Advies rechtvaardige transitie: grondstoffen en energie, [11].
[13] Zie (2023a10) Advies rechtvaardige transitie: grondstoffen en energie, [18].
[14] Voor het concept van een ‘rechtvaardige transitie’ baseert de raad zich op de IAO-definitie van een rechtvaardige transitie: “A just transition means promoting a green economy in a way that is as fair and inclusive as possible to everyone concerned – workers, enterprises and communities – by creating decent work opportunities and leaving no one behind. A just transition involves maximizing the social and economic opportunities of climate and environmental action, while minimizing and carefully managing any challenges, including through effective social dialogue and stakeholder engagement and respect for the fundamental principles and rights at work.” (IAO, Green jobs, green economy, just transition and related concepts: A review of definitions developed through intergovernmental processes and international organizations, 2023). Zie (2023a07) Rechtvaardige transitie: kaderadvies, [6-8].
[15] Zie (2023a07) Rechtvaardige transitie: kaderadvies, [18].
[16] Zie (2023a10) Advies rechtvaardige transitie: grondstoffen en energie, [16].
[17] Zie (2023a10) Advies rechtvaardige transitie: grondstoffen en energie, [7].
[18] Zie hiervoor ook de mededeling van de Commissie: A Renovation Wave for Europe – greening our buildings, creating jobs, improving lives (COM/2020/662 final). https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/?uri=CELEX:52020DC0662
[19] Zie (2023a10) Advies rechtvaardige transitie: grondstoffen en energie, [12].
[20] Zie (2023a10) Advies rechtvaardige transitie: grondstoffen en energie, [33].
[21] Zie (2023a10) Advies rechtvaardige transitie: grondstoffen en energie, [34] en [35].
[22] Oorspronkelijk gedaan door de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven.
[23] Zie (2023a10) Advies rechtvaardige transitie: grondstoffen en energie, [38].
[24] Zie (2019a03) Advies over het ontwerp van Nationaal Energie Klimaat Plan 2030 (NEKP), [12].
[25] Zie (2023a10) Advies rechtvaardige transitie: grondstoffen en energie, [24].
[26] Zie (2019a03) Advies over het ontwerp van Nationaal Energie Klimaat Plan 2030 (NEKP), [14].
[27] Zie (2023a10) Advies rechtvaardige transitie: grondstoffen en energie, [25].
[28] Zie (2023a10) Advies rechtvaardige transitie: grondstoffen en energie, [40].
[29] Zie (2018a06) Advies betreffende de federale inbreng in het Nationaal Energie Klimaat Plan 2030, [37]. De drie doelstellingen die een duurzaam mobiliteitsbeleid tegelijkertijd zou moeten nastreven zijn: (1) de burgers (met inbegrip van de werknemers) op een betaalbare, veilige en efficiënte manier toegang verschaffen tot goederen en diensten, de arbeidsplaatsen en het sociaal maatschappelijk leven; (2) de bedrijven in staat stellen om op een concurrentiële, veilige en efficiënte manier toegang te hebben tot hun grondstoffen en hun goederen en diensten op dezelfde manier te kunnen afleveren; (3) de impact van de mobiliteit op het leefmilieu en de volksgezondheid minimaliseren. In dit verband dient erop te worden toegezien dat de Europese doelstellingen inzake luchtkwaliteit en de uitstoot van CO2 worden behaald.
[30] Zie (2018a11) Een boodschap van de FRDO voor de nieuwe federale regering, [9].
[31] Zie (2022a03) Advies over het uitwerken van een interfederale MaaS-visie, [30].
[32] Zie (2022a02) Advies over het ontwerp “Spoorvisie 2040”, [35].
[33] Ontwerpcontract = Ontwerp van openbaredienstencontract 2023-2032 voor de NMBS.
[34] Zie (2022a09) Advies “De ontwerpen van beheerscontracten en van meerjareninvesteringsplannen voor de NMBS en Infrabel”, 2.3.1.
[35] Zie (2022a02) Advies over het ontwerp “Spoorvisie 2040”, [13].
[36] Zie (2022a02) Advies over het ontwerp “Spoorvisie 2040”, [8].
[37] Zie (2023a10) Advies rechtvaardige transitie: grondstoffen en energie, [45], [48] en [49].
[38] Zie (2022a02) Advies over het ontwerp “Spoorvisie 2040”, [15].
[39] Zie (2018a11) Een boodschap van de FRDO voor de nieuwe federale regering, [11].
[40] Zie (2023a10) Advies rechtvaardige transitie: grondstoffen en energie, [44].
[41] Zie (2018a11) Een boodschap van de FRDO voor de nieuwe federale regering, [13].
[42] Zie: https://www.cbd.int/gbf/
[43] Zie (2022a10) Advies over biodiversiteit in het beleid, [11].
[44] Zie: https://biodiversity-alliance.be/nl/
[45] Zie (2022a10) Advies over biodiversiteit in het beleid, [17].
[46] Zie (2022a10) Advies over biodiversiteit in het beleid, [23].
[47] Zie: https://www.un.org/bbnj/
[48] Zie: https://www.health.belgium.be/nl/news/belgie-ondertekent-vn-verdrag-ter-bescherming-van-de-oceaan
[49] CITES: Convention on International Trade of Endangered Species
[50] EUDR: European Union Deforestation Regulation
[51] ENFORCE is het eerste Belgische expertisecentrum voor houtonderzoek, opgericht binnen de dienst Houtbiologie van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika (Belspo project RT/22/ENFORCE).
[52] Zie (2018a11) Een boodschap van de FRDO voor de nieuwe federale regering, [14].
[53] Zie (2022a08) Advies over het Europese wetgevingspakket “Fit for 55”, [14].
[54] Zie (2018a07) Advies over het nationaal pact voor strategische investeringen en de financiering van de transitie naar een koolstofvrije economie, [19].
[55] Zie: https://hlpf.un.org/countries/belgium
[56] Zie (2023a05) Advies over het ontwerp van de Voluntary National Review 2023.
[57] Zie: https://www.un.org/en/conferences/SDGSummit2023
[58] Zie: https://sdgs.un.org/2030agenda
[59] Zie (2023a05) Advies over het ontwerp van de Voluntary National Review 2023, [17].
[60] Zie (2018a11) Een boodschap van de FRDO voor de nieuwe federale regering, [20].
[61] Zie (2023a12) Initiatiefadvies ter voorbereiding van de Klimaatconferentie van de Verenigde Naties (COP 28), [13].
[62] Zie (2023a12) ) Initiatiefadvies ter voorbereiding van de Klimaatconferentie van de Verenigde Naties (COP 28), [14].
[63] Zie (2023a12) Initiatiefadvies ter voorbereiding van de Klimaatconferentie van de Verenigde Naties (COP 28), [5], [6] en [7].