14 | Advies over de actualisering van de Nationale Biodiversiteitsstrategie voor 2030

  • Op vraag van minister Khattabi
  • Dit advies werd voorbereid door de projectgroep Nationale Biodiversiteitsstrategie
  • Goedgekeurd door de Algemene Vergadering van de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling (FRDO) op 9 oktober 2024 en de Raad voor het Leefmilieu van het Brusselse Gewest (RLBHG) op 23 september 2024
  • De oorspronkelijke taal van dit advies is het Nederlands

Advies (pdf)

 

 

 

Vooraf

 Het corpus van dit advies (zonder bijlage 1) wordt onderschreven door zowel FRDO als RLBHG. In deze tekst verwijst “de raden” dan ook zowel naar FRDO als naar RLBHG. Bijlage 1 geldt evenwel enkel voor RLBHG en verbindt de leden van FRDO niet.

  

1. Context

  • [1] De Nationale Biodiversiteitsstrategie (hierna: NBS) 2006-2016 van België werd op 26 oktober 2006 goedgekeurd door de Interministeriële Conferentie voor het Leefmilieu. In 2013 werd deze strategie aangepast (“Biodiversiteit 2020, update van de Belgische nationale strategie”) naar aanleiding van de nieuwe Europese en internationale verbintenissen op het gebied van biodiversiteit (de 10e COP bij het Verdrag inzake Biologische Diversiteit in Nagoya en de Biodiversiteitsstrategie 2020 van de EU). Nu staat een nieuwe herziening op stapel, om de Belgische doelstellingen op één lijn te brengen met het mondiaal biodiversiteitskader van Kunming-Montreal (2022) en de Biodiversiteitsstrategie van de EU tot 2030.
  • [2] Het Verdrag inzake Biologische Diversiteit legt de lidstaten op om tegen de COP 16 (oktober 2024 in Cali, Columbië) een herziene of geactualiseerde Nationale Biodiversiteitsstrategie en actieplannen, met inbegrip van nationale doelstellingen, in te dienen. De herziene strategie van ons land zal van kracht zijn voor een periode van 7 jaar (2024-2030). Over het ontwerp ervan loopt sinds 24 juni 2024 een openbare raadpleging (tot 24 september 2024). Na integratie van de opmerkingen in het ontwerp dient de Interministeriële Conferentie voor het Leefmilieu dan eind 2024 de herziene NBS goed te keuren. Over dit ontwerp stelden de raden onderhavig advies op, op vraag van Zakia Khattabi, federaal minister van Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en de Green Deal, aan de FRDO op 14 februari 2024.

 

2. Advies: inhoud van het ontwerp

  • [3] Het kaderadvies “Biodiversiteit in het beleid” van 2022 bevatte reeds de vraag om snel werk te maken van een herziening van de NBS, niet enkel om te voldoen aan onze internationale verplichtingen, maar ook als kader voor een betere coördinatie van het biodiversiteitsbeleid in ons land.[1] Er is immers een betere structurele en wederzijds versterkende samenwerking tussen de beleidsniveaus nodig, zoals in een recente oproep nog werd onderstreept door verschillende adviesraden van dit land.[2] Beleidsmakers dienen na te gaan waar initiatieven veralgemeend kunnen worden of elkaar kunnen versterken, waar er nog hiaten bestaan, en waar nieuwe regelgeving en/of bijkomende financiering aangewezen is bij de vertaling van Europese en mondiale doelstellingen op Belgisch niveau. De raden zijn dan ook verheugd dat met enige vertraging een ontwerp van herziening van de NBS in behandeling is, en roept de verschillende te vormen regeringen op om dit kader mee te nemen als ijkpunt voor hun beleid. De raden zijn evenwel van mening dat het ontwerp van herziene NBS dat nu voorligt, in het algemeen onvoldoende beantwoordt aan de verwachtingen: het biedt te weinig een integrerend en coördinerend kader voor de benaderingen die op de verschillende beleidsniveaus plaatsvinden (en waarbij de regio’s gezien hun bevoegdheden een cruciale rol spelen). In zijn huidige vorm is deze NBS te vrijblijvend en te weinig ambitieus, en geeft het de indruk dat het vooral opgesteld werd om te beantwoorden aan de internationale verplichtingen van ons land. In §§ 27 en volgende gaan de raden hier nader op in.

 

2.1. Definitie en huidige staat van de biodiversiteit

  • [4] De raden onderschrijven de analyse in het ontwerp van herziene NBS over het wezenlijke belang van biodiversiteit en ecosysteemdiensten, en over de immense kost voor de mens van het verlies aan biodiversiteit. Eén aspect ervan, de impact die de druk van menselijke activiteiten in natuurlijke ecosystemen kan hebben op het ontstaan van zoönose-pandemieën, wordt in het ontwerp enkel summier vermeld: met de COVID 19-pandemie nog in het geheugen verdient het aanbeveling deze factor uitgebreider aan bod te laten komen, gezien de potentieel schadelijke gevolgen voor de menselijke gezondheid en het economisch bestel. De raden onderstrepen in dit verband het belang van een ‘One-Health’ –benadering, die staat voor het streven naar een optimale gezondheid voor mens, dier en hun omgeving door het bestuderen van de interacties tussen die elementen en hun invloed op de gezondheid.[3] Deze benadering houdt in dat in alle relevante beleidsprocessen de thema’s gezondheid en ecologische duurzaamheid op een geïntegreerde manier behandeld worden, in het kader van de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling.
  • [5] Het ontwerp van herziene NBS vertrekt van de vaststelling dat het ondanks enkele positieve evoluties, op basis van verschillende indicatoren in het algemeen niet goed gesteld is met de biodiversiteit in ons land, zowel waar het gaat om de toestand van de landhabitats, de waterlichamen en het mariene milieu, als om het aantal bedreigde soorten. Voor deze analyse van de stand van de biodiversiteit in ons land wordt verwezen naar de rapporten van het INBO voor Vlaanderen[4] en de ‘Etat de l’environnement wallon’ voor Wallonië.[5] De conclusie luidt dat er inspanningen gebeuren om de milieutoestand te verbeteren, maar dat we er vooralsnog te weinig in slagen om de factoren te controleren die druk zetten op onze biodiversiteit (verandering in landgebruik, overexploitatie, vervuiling, klimaatverandering, invasieve soorten). Verder wijst het NBS-ontwerp terecht op de impact van de Belgische consumptie op het wereldwijde verlies aan biodiversiteit: onze consumptie van onder meer geïmporteerd vlees, soja, palmolie, koffie en cacao, maar ook van niet-voedingsproducten zoals textiel, papier, rubber, leder … leidt tot ontbossing en biodiversiteitsverlies in tal van Latijns-Amerikaanse, Afrikaanse en Aziatische landen. Met de regelgeving rond ontbossingsvrije producten (EUDR) heeft de EU hier afgelopen jaar een belangrijk beleidsantwoord geformuleerd.[6] Daarnaast dienen de Belgische overheden alle instrumenten waarover ze beschikken (zoals openbare aanbestedingen en een uitbreiding van de milieu-inspectiediensten) in te zetten om geïmporteerde ontbossing en ecosysteemverlies tegen te gaan en de negatieve impact van onze consumptie en productie op de mondiale biodiversiteit te reduceren. Ook de privé-sector heeft hier een grote rol te spelen: de raden waarderen de vrijwillige initiatieven voor ontbossingsvrije bevoorradingsketens van individuele bedrijven, federaties en samenwerkingsverbanden, en roepen op om deze aan te scherpen en te vermeerderen.[7] In deze context is er in de NBS eveneens aandacht nodig voor een duurzaam grondstoffenbeheer en circulaire economiemodellen. Gezien de impact van mijnbouw op lokale ecosystemen, komt het er immers op aan de extractie en invoer van (kritieke) grondstoffen zoveel mogelijk te beperken, en wanneer ontginning onvermijdelijk is, afdoende milieunormen op te leggen. Ons land dient over deze principes te waken, onder meer in de EU-Raw Materials Board die adviseert over de uitvoering van de Europese Critical Raw Materials Act.[8]  Wat betreft diepzeemijnbouwexploitatie, vragen de raden een wereldwijd moratorium te respecteren zolang onderzoek naar deze mijnbouwvorm niet aantoont dat er geen significante verstoring is van het mariene milieu en de biodiversiteit.[9]

 

2.2. Strategische en operationele doelstellingen

  • [6] De huidige herziening van de NBS wijzigt een aantal strategische en operationele doelstellingen met de bedoeling de structuur en inhoud van de NBS beter af te stemmen op de doelstellingen van het mondiale biodiversiteitskader 2030 en op de prioriteiten van de Europese Biodiversiteitsstrategie 2030. Wat de achterliggende algemene doelstelling voor 2030 betreft (zie p 36 van het ontwerp), vragen de raden de vermelding “bij te dragen aan het duurzame herstel van ecosystemen” aan te vullen met de missie zoals gedefinieerd in de Kunming-Montreal kadertekst, nl. “To take urgent action to halt and reverse biodiversity loss to put nature on a path to recovery for the benefit of people and planet by conserving and sustainably using biodiversity and by ensuring the fair and equitable sharing of benefits from the use of genetic resources, while providing the necessary means of implementation.”[10]
  • [7] De raden onderschrijven de vertaling van strategische naar operationele doelstellingen in het ontwerp, maar merken op dat voor sommige strategische doelstellingen een aantal wenselijke operationele doelstellingen ofwel niet vermeld zijn, ofwel te beperkt blijven qua actieradius of te vaag geformuleerd zijn. Er lijkt in de ontwerp-NBS een tweespalt tussen overkoepelende doelstellingen die voortvloeien uit internationale verbintenissen van ons land in zijn geheel en de uitvoeringsmodaliteiten ervan (waarvoor vaak de regio’s in ons land bevoegd zijn). Wat de formulering van de operationele doelstellingen betreft, zijn vele doelstellingen niet echt “operationeel” te noemen in de betekenis van “klaar om toegepast te worden, specifiek, meetbaar, verifieerbaar”. De raden zijn van mening dat de operationele doelstellingen van het ontwerp dienen aangepast te worden door ze waar mogelijk “SMART” te formuleren (Specific, Measurable, Achievable, Relevant, Time-Bound). Dit houdt in dat de doelstellingen maximaal gekoppeld worden aan indicatoren om de vooruitgang te kunnen monitoren en bij te sturen waar nodig (zie § 9). In de volgende §§ gaan de raden hier nader op in en formuleren ze enkele opmerkingen en bedenkingen bij de doelstellingen die het ontwerp vermeldt.
Doelstelling 1: De biodiversiteit in België identificeren en opvolgen
  • [8] Een goede monitoring is cruciaal om de toestand van de biodiversiteit in te schatten, evoluties te detecteren en een gepast beleid te ontwikkelen. Het is hierbij belangrijk over consistente en vergelijkbare gegevens te beschikken, zodat aggregatie en analyse op nationaal niveau mogelijk wordt, en efficiënt kan geantwoord worden op de monitoringvraag vanuit de EU (de biodiversiteitsindicatoren) en het internationale niveau (vnl. het Kunming-Montreal Global Biodiversity Framework). De raden vragen dan ook om de passus in het ontwerp Om de doeltreffendheid van de monitoringinspanningen te maximaliseren, de regio’s bovendien moeten overwegen om hun indicatoren op elkaar af te stemmen, vooral wanneer ze dezelfde biodiversiteitscomponenten beoordelen” sterker te formuleren: de beleidsniveaus dienen dit niet te overwegen, ze moeten het uitvoeren binnen een welbepaalde termijn. De FRDO had het in zijn advies van 2006 over de NBS reeds belangrijk genoemd dat in “België binnen een redelijke termijn afspraken worden gemaakt over eenvormige indicatoren”.[11] Tevens vragen de raden dat het bepalen van doelstellingen en tijdspaden zou berusten op een grondige evaluatie van de vooruitgang die geboekt is sinds de vorige herziening van de strategie (2013), ter gelegenheid van het zevende nationale rapport dat in 2026 ingediend moet worden in het kader van de rapportageprocedure voor het Verdrag inzake Biologische Diversiteit, en dat de strategie aangepast wordt aan de resultaten ervan en aan de mondiale evaluatie. Ten slotte is het aangewezen de stand van de biodiversiteit ook op te volgen op het niveau van biogeografische regio’s, waarbij een afstemming op het vlak van monitoring en indicatoren met beleidsinstanties in de buurlanden nuttig kan zijn.
  • [9] De raden onderschrijven ook de doelstelling om de uitvoering van de strategie te evalueren “aan de hand van ten minste de kern- en binaire indicatoren van het K-M GBF-controlekader om aanbevelingen te doen voor verdere actie”[12], waarbij deze indicatoren, aan te nemen tegen 2025, zullen gebruikt worden voor toekomstige nationale rapporten in het kader van de CBD. Dit is inderdaad noodzakelijk, want de vorige rapporten[13] bevatten onvoldoende vergelijkbaar cijfermateriaal om de realisatie van de doelstellingen van de NBS 2006-2016 en 2013-2020 te kunnen beoordelen. Voor elke doelstelling dient er minstens 1 indicator vastgelegd te worden, zodat op een onderbouwde manier vastgesteld kan worden waar al dan niet vooruitgang is geboekt, om van daaruit doelstellingen te verlengen, aan te passen of toe te voegen.  Het is hierbij belangrijk zich niet te beperken tot habitattypische indicatoren (cf de habitatrichtlijn en de gewestelijke instandhoudingsdoelen) maar ook rekening te houden met indicatoren  voor de meest bedreigde soorten, ook buiten Europees beschermde gebieden.
Doelstelling 2: de belangrijkste directe factoren voor het verlies aan biodiversiteit bestuderen, opvolgen en aanpakken
  • [10] De raden onderschrijven doelstelling 2.1 “Voorkomen dat veranderingen in land- en zeegebruik een negatieve impact hebben op de biodiversiteit, met name door ervoor te zorgen dat alle gebieden onderworpen worden aan participatieve en geïntegreerde ruimtelijke planning”. Te noteren valt dat, terwijl er in de huidige mariene ruimtelijke planning in het Belgische deel van de Noordzee een aanzet is om meer zones te vrijwaren van menselijke activiteit[14], de druk in het landgedeelte op de open ruimte nog steeds groot blijft. De raden bevelen aan om op dit vlak concrete indicatoren en ruimtebehoudsdoelstellingen op te nemen in de NBS,[15] conform de in het kaderadvies van 2022 vermelde “noodzaak om het platteland en landbouwzones te vrijwaren van verdere urbanisatie (uitvoering van de “bouwshift”), met een aanpak om lokale partijen te betrekken bij dit proces en waar nodig te vergoeden, en ook in gemeentekernen en steden voldoende kwaliteitsvolle groene ruimte te behouden, te ontharden en te ontwikkelen (ook in het geval van een ‘verdichting’ in kernzones).”[16] In lijn met  de Natuurherstelwet mag er ten laatste tegen 2030 netto geen natuur verdwijnen in steden, en dient er zelfs een toename van minimum 5% tegen 2050 zijn. Ook moet, aldus deze wet, de boomkroonbedekking van elke stad stijgen tot een “toereikend” niveau. De Europese Commissie stelt hiervoor een 10% stijging tegen 2050 als richtdoel.
  • [11] Wat betreft doelstelling 2.2 “Alle overexploitatie, illegale, niet-duurzame of onveilige verwerving van of handel in wilde soorten beëindigen en de impact van overexploitatie op de biodiversiteit en ecosysteemdiensten bestuderen en controleren”, wijst het ontwerp er terecht op dat het essentieel is om de CITES- en EU-regelgeving terzake op nationaal niveau consequent toe te passen en te handhaven. Daarom vragen de raden dat de overheid voldoende middelen investeert om zowel de controlerende overheidsdiensten als expertisecentra zoals het recent opgerichte ENFORCE uit te bouwen en te consolideren ten einde illegale handel effectief te bestrijden. Zoals reeds in het kaderadvies van 2022 vermeld, zijn systematische controles aan de grenzen nodig; in de eerste plaats op de luchthavens, waar luchtvaartmaatschappijen noodzakelijkerwijs betrokken partijen zijn om bij te dragen tot de uitvoering ervan. Hiertoe dient de overheid meer te investeren in aanwerving, opleiding en technische ondersteuning van de controlediensten (o.a. douane).
  • [12] Over doelstelling 2.3 “De effecten van klimaatverandering en oceaanverzuring op de biodiversiteit en ecosysteemdiensten bestuderen, monitoren en tot een minimum beperken, en de negatieve effecten van klimaatmitigatie- en adaptatiemaatregelen op de biodiversiteit vermijden” menen de raden dat het ontwerp meer aandacht zou kunnen besteden aan het potentieel van biodiversiteitsherstel voor het klimaatbeleid: een derde van de CO2-reductie die globaal nodig is om de opwarming tot 1,5 graad te beperken, kan worden bereikt door het beschermen en herstellen van bossen en andere natuurlijke plantgebaseerde systemen die niet alleen essentiële ecosysteemdiensten leveren zoals waterregulering, -zuivering en -opvang, maar ook grote hoeveelheden koolstofdioxide absorberen.[17] De raden pleiten dan ook voor een maximale synergie tussen biodiversiteitsherstel en het klimaatbeleid, vertaald in concrete projecten. Ook op het vlak van klimaatadaptatie zijn nature-based solutions onontbeerlijk om hittegolven op te vangen, water vast te houden en overstromingsrisico’s te beperken, onder meer door ‘grijze’ infrastructuur waar mogelijk te ontharden en blauwgroene infrastructuur te herstellen of aan te leggen. Het ontwerp wijst er terecht op dat “maatregelen om de klimaatverandering te beperken door land of oceanen te gebruiken om broeikasgassen te absorberen, kunnen leiden tot een verlies aan biodiversiteit”. Overheden dienen er met name over te waken dat projecten in het kader van koolstofkredieten (carbon offsetting), zoals herbebossing, beantwoorden aan specifieke duurzaamheidscriteria[18] en de rechten van de inheemse volkeren respecteren.
  • [13] Doelstelling 2.4 “De impact van vervuiling uit alle bronnen onderzoeken, monitoren en verminderen tot niveaus die de biodiversiteit en de functies en diensten van ecosystemen niet schaden” van het ontwerp levert een overzicht van diverse vormen van vervuiling van bodem, lucht en water, maar blijft in gebreke waar het gaat om de vraag hoe die te reduceren. Zo zou de NBS op het vlak van lichtvervuiling kunnen pleiten voor een actieplan vanuit het principe “geen verlichting waar het kan, enkel verlichting waar (en wanneer) het moet”, met een toegankelijke continu geactualiseerde duisternisbehoeftekaart bij plannings-/ontwikkelingsprocessen van alle overheidsdiensten, het koppelen van openbare verlichtingsplannen aan milieu- en natuurwetgeving, en concrete doelstellingen om het aantal lichtpunten te doen dalen.
  • [14] Het ontwerp besteedt terecht aandacht aan het verminderen van nutriëntenvervuiling, gezien de huidige zware impact van stikstof (onder meer nitraten) voor ons milieu. Als aanpak verwijst men naar de EU-richtlijnen en de vertaling ervan door de respectievelijke regio’s, maar de vereiste maatregelen moeten dan wel tijdig genomen worden: zo heeft de Europese Commissie in juli 2024 besloten België voor het Hof van Justitie van de Europese Unie te dagen omdat het Vlaams Gewest onvoldoende maatregelen heeft genomen tegen nitraatverontreiniging[19]. In het kaderadvies biodiversiteit 2022 werd reeds gewezen op het gegeven dat vele waterlichamen in ons land (vooral in Vlaanderen[20]) nog niet in “goede toestand” verkeren, onder meer door emissies afkomstig van landbouwactiviteiten (bemesting), huishoudens (afvalwater) en bedrijven (industriële lozingen): er is nog een hele weg te gaan om te komen tot een  “goede toestand” van onze watersystemen tegen uiterlijk 2027, zoals opgelegd door de Europese Kaderrichtlijn Water. De raden menen dat de NBS de urgentie van een beperking van de stikstofuitstoot in ons land en van stikstofimport duidelijker dient te onderstrepen, en in toekomstige nationale rapporten voor de CBD nauwlettend dient te monitoren of de maatregelen ter zake in de regio’s[21] en op federaal niveau voldoende resultaat opleveren en of het beleid desgevallend bijgesteld moet worden.
  • ]15] Wat pesticiden betreft, is de doelstelling van titel 4.4.2  “Het algehele risico van pesticiden en zeer gevaarlijke chemicaliën met minstens de helft terugdringen, met name door middel van geïntegreerde bestrijding, op basis van wetenschappelijke gegevens en rekening houdend met voedselzekerheid en bestaansmiddelen”. Daarnaast vermeldt de tekst van het NBS-ontwerp ook  een beperking van het gebruik van pesticiden op zich als doelstelling: in dit verband onderschrijven de raden, voor wat de formulering van deze laatste doelstelling betreft, het advies van de Minaraad over het Vlaams Actieplan pesticidengebruik: “om de risico’s en de effecten van het gebruik van pesticiden voor de menselijke gezondheid en het milieu te verminderen en om de ontwikkeling en de invoering van geïntegreerde bestrijding van organismen die het doelwit zijn van pesticiden en alternatieve benaderingswijzen of oplossingen te bevorderen ter beperking van de afhankelijkheid van het gebruik van pesticiden”.[22] Het is momenteel onduidelijk of deze doelstellingen met de huidige maatregelen op verschillende beleidsniveaus gerealiseerd kunnen worden. De plannen ter zake (onder meer het Nationaal Actieplan voor de Reductie van Pesticiden waarnaar het ontwerp verwijst, maar ook de plannen van de regio’s en het federale plan) bevatten te weinig indicatoren voor het gebruik en de impact op het milieu en de gezondheid van pesticiden, en kwantitatieve objectieven, concrete maatregelen en een timing voor een vermindering ervan. De raden vragen daarom dat het actieplan volgend op de NBS zou aanzetten tot een doorrekening  van de bestaande en geplande maatregelen op dit vlak. Er is een correcte opvolging nodig van de  beleidsinspanningen in de betrokken actieplannen van de verschillende beleidsniveaus, en een grondige evaluatie op korte termijn of deze inspanningen afdoende zijn om de doelstellingen te halen. Zo dient men nog meer in te zetten op duurzame alternatieven voor pesticidengebruik (agro-ecologische technieken, mechanische onkruidverwijdering, bio-landbouw …), op de naleving van de verplichte geïntegreerde gewasbescherming waarbij de nadruk ligt op preventie, en op gewasbeschermingsmiddelen die minder schadelijk zijn voor mens en milieu.[23]
Doelstelling 3: Biodiversiteit en ecosysteemdiensten in België beschermen, behouden en herstellen in een gunstige behoudsstatus
  • [16] Het ontwerp-NBS neemt de Europese (de biodiversiteitsstrategie 2030) maar ook internationale (K-M GBF) doelstelling op om 30% van het land- en zee-oppervlak, in het bijzonder de voor de biodiversiteit waardevolle gebieden, te beschermen voor de natuur tegen 2030, en 10% strikt te beschermen, evenals Art. 2 van de Natuurherstelwet die de lidstaten oplegt “doeltreffende en gebiedsgerichte herstelmaatregelen te nemen met het doel om, als een doelstelling van de Unie, in alle gebieden en ecosystemen die onder het toepassingsgebied van deze verordening vallen, tegen 2030 gezamenlijk ten minste 20% van de terrestrische gebieden en ten minste 20% van de mariene gebieden te herstellen, en tegen 2050 alle ecosystemen die herstel behoeven, te herstellen”. Zoals reeds in § 10 vermeld, is voor het zeegedeelte hiertoe in ons land een belangrijke stap gezet in het nieuwe Marien Ruimtelijk Plan: de bestaande beschermde zone (Natura 2000-gebied) bedroeg reeds 38% van de totale oppervlakte, en nu worden drie mariene reservaten als strikt beschermd gebied ingesteld (ongeveer 6% van de Belgische Noordzee). Belangrijk is deze bescherming effectief door te voeren (waarbij schadelijke activiteiten uitgefaseerd worden) en ernaar te streven om 10% van ons Noordzeegebied strikt beschermd te krijgen. De raden onderschrijven de vraag in het ontwerp om daarnaast aanbestedingen uit te schrijven met natuur-, milieu- en duurzaamheidscriteria bij de gunning van offshore-activiteiten (bv. voor het ontwerp, de bouw en de exploitatie van windmolenparken) en te werken aan natuurbeschermings- en herstelprojecten met concrete actieplannen, deadlines en budgetten.[24]
  • [17] Voor het landgedeelte) zullen er bijkomende inspanningen nodig zijn om afdoende bij te dragen tot de in vorige § vermelde EU-doelstellingen.[25] Niet alleen zijn maatregelen nodig om de natuurwaarde van gebieden te herstellen, men dient ook te zorgen voor een betere verbinding ervan (ecologische netwerken). In ons land is de versnippering van en de druk op de open ruimte hierbij een structurele hinderpaal.[26] Aanvullend op de EU-biodiversiteitsstrategie zal de Europese Natuurherstelwet[27] hier richtinggevend zijn: de lidstaten moeten immers binnen twee jaar na de inwerkingtreding ontwerpen van nationale herstelplannen indienen waaruit blijkt hoe zij de wettelijk vastgestelde streefdoelen zullen bereiken. De raden dringen er op aan dat de Belgische overheden deze EU-regelgeving correct en tijdig doorvoeren, waarbij ze rekening mogen houden met de specificiteit van onze regio’s[28]. De raden pleiten voor een transparant en participatief proces om deze plannen op te stellen, en vragen hierbij de voorstellen mee te nemen zoals geformuleerd in de adviezen van MinaRaad over het instandhoudingsbeleid[29] en de pledge[30] en van CESE over de Stratégie biodiversité 360° van Wallonië.[31]
  • [18] Het ontwerp-NBS vermeldt bij Subdoelstelling 3. “Het door de mens veroorzaakte uitsterven van bedreigde soorten stoppen, hun instandhouding of herstel tot een gunstige staat van instandhouding verzekeren en de extinctiesnelheid en het extinctierisico van alle soorten met een factor tien verminderen” de doelstelling van de EU-biodiversiteitsstrategie 2030: “ervoor te zorgen dat de instandhoudingstrends en -toestand van alle beschermde habitats en soorten tegen 2030 niet verslechterd zullen zijn. Bovendien moeten de lidstaten ervoor zorgen dat ten minste 30 % van de soorten en habitats die momenteel niet in een gunstige toestand verkeren, wel in die categorie terechtkomen of een sterke positieve trend vertonen”[32]. De raden vragen ook te verwijzen naar de specifieke hersteldoelstellingen op het vlak van soorten in de Natuurherstelwet, onder meer inzake de algemene boerenlandvogelsoorten.[33]
  • [19] Wat subdoelstelling 3.9.3 “Vermijden dat GGO’s een negatieve impact hebben op de biodiversiteit en populaties” betreft, stellen de raden vast de NL tekst van het ontwerp afwijkt van de FR versie: in het NL staat dat het gebruik van GGO’s en de introductie ervan in het milieu steeds belangrijker wordt, terwijl het FR vermeldt dat de vragen rond dit gebruik en deze introductie steeds belangrijker worden. De raden vragen de NL tekst in die zin aan te passen en aan deze passus toe te voegen dat GGO-onderzoek een uitvoerige analyse vergt van de onzekerheden, van de sociale gevolgen, inclusief de toepassing en uitvoering van het voorzorgsbeginsel, een aangepaste risicoanalyse en de vaststelling welke instellingen nodig zijn voor deze analyses. Tevens dient de aansprakelijkheid (liability) voor de risico’s verbonden aan specifieke technologieën uitdrukkelijk te worden bepaald en juridisch afdwingbaar te zijn.[34] Deze criteria gelden ook voor doelstelling 7 van het ontwerp-NBS: “De risico’s in verband met het gebruik en de introductie van genetisch gemodificeerde levende organismen reguleren, beheren of controleren”.
Doelstelling 4: Het duurzame gebruik van biodiversiteitscomponenten en de volledige integratie van biodiversiteit en de vele waarden ervan in alle sectoren garanderen, in het bijzonder landbouw, bosbouw, visserij, aquacultuur, financiën, toerisme, gezondheid, productie, infrastructuur, energie en mijnbouw
  • [20] De raden zijn van mening dat de integratie van biodiversiteitsbekommernissen in de diverse vermelde sectoren van cruciaal belang is. Wat landbouw betreft, vraagt het ontwerp dat het Europese landbouwbeleid verder stappen zet inzake milieubehoud en –verbetering, conform de Farm to fork-strategie van de EU[35] en de doelstelling van de EU-biodiversiteitsstrategie om ten minste 10 % van het landbouwareaal in de EU om te vormen tot landschappen met een hoge diversiteit.[36] Dit werd in september 2024 nog bevestigd in het rapport van de Strategische Dialoog over de toekomst van de Europese landbouw: “Urgent, ambitious, and feasible action is needed at all levels to guarantee that the sector operates within planetary boundaries and contributes to the protection and restoration of the climate, ecosystems, and natural resources, including water, soil, air, biodiversity, and landscapes.”[37] Voor de NBS is de nationale vertaling van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid 2023-2027 hierbij van groot belang. De jongste strategische plannen van de regio’s inzake het GLB geven alvast aan ambitieuzer te willen inzetten op het realiseren van de GLB-doelstellingen “zorgen voor het milieu” en “landschappen en biodiversiteit beschermen”.[38] Hiervoor zijn milieuvoorwaarden voor financiering belangrijk (conditionaliteit) naast agromilieuklimaatmaatregelen (bv. voor milieuvriendelijke teelten), beheerovereenkomsten (bv. onderhoud hagen) en ecoregelingen waarbij landbouwers vergoed worden voor vrijwillige inspanningen (bv. aanleg van bufferstroken, mechanische onkruidbestrijding). Dergelijke partnerschappen zijn waardevol en dienen gestimuleerd te worden. Daarenboven dienen land- en tuinbouwers aangemoedigd te worden om ook permanente maatregelen (bv. aanleg houtkanten) te nemen. Hierbij is het van belang dat er rekening gehouden wordt met rechtszekerheid van de boer op lange termijn. De raden vragen om deze verschillende benaderingen verder uit te werken, op te volgen dat ze in de praktijk afdoende geïmplementeerd worden en hierbij tevens het effect op het milieu van de maatregelen in te schatten waardoor duidelijk wordt hoe de landbouwsector bijdraagt tot de milieudoelstellingen.[39]
  • [21] In dit verband wees het kaderadvies van 2022 ook op de noodzaak van de eiwittransitie als onderdeel van een algemene transitie naar een duurzamer landbouw- en voedingsysteem. Deze eiwittransitie bestaat erin “de consumptie van dierlijke eiwitten te verschuiven naar meer duurzaam geproduceerde dierlijke eiwitten en naar eveneens duurzaam geproduceerde plantaardige eiwitten”.[40] De huidige productie van dierlijke eiwitten heeft immers een aanzienlijke milieu-impact, zowel in eigen land (cf onder meer de stikstofproblematiek) als in de landen die veevoeder produceren voor onze markt (cf onder meer de ontbossingsproblematiek). Daarnaast neemt de vraag van consumenten en distributieketens naar lokale, duurzame en plantaardige eiwitalternatieven nog steeds toe, wat economische en sociale opportuniteiten biedt in onze regio. Daarom vragen de raden de eiwitshiftstrategieën en -acties in ons land[41] verder te ontwikkelen en te ondersteunen, ze volwaardig te integreren in de strategische plannen voor het GLB en een bijkomende doelstelling op te nemen in de NBS inzake de eiwittransitie.
  • [22] Wat de jacht betreft, zijn de raden het er mee eens (cf. doelstelling 4e1) dat jagers een rol kunnen spelen bij de controle van exotische soorten die schadelijk zijn voor de inheemse biodiversiteit (bv. de wasbeer), en bij het beheer van inheems wild dat bij sterke uitbreiding schade kan berokkenen aan biodiversiteit en landbouw (bv. het everzwijn). De raden merken evenwel op dat men in de eerste plaats op preventie dient in te zetten: er moet sterker ingezet worden op het faciliteren van het samenleven tussen wilde dieren en mensen (bv. gedragsverandering als conflictpreventie, voldoende ruimte voor wilde dieren, financiering beschermingsmaatregelen …). In het kaderadvies 2022 werd in die zin opgemerkt dat de jacht op everzwijnen als doel en functie dient te hebben eventuele schade te beperken, en niet opgevat mag worden als een recreatievorm of een commerciële activiteit.[42] De raden menen dat deze laatste aanbeveling het uitgangspunt dient te vormen voor alle jachtactiviteiten, en onderschrijven daarnaast de aanbevelingen van de Waalse Raad voor Dierenwelzijn voor een jachtpraktijk waarin rekening gehouden wordt met het dierenwelzijn[43]. Verder vragen ze een strenge handhaving van de jachtwetgeving met onder meer een nultolerantie op het illegaal schieten van beschermde soorten. Ten slotte dient erkend dat grote roofdieren een nuttige rol spelen in ons ecosysteem, en dat deze soortenpopulaties in grote mate zelfregulerend zijn zonder extern beheer. Hierbij moet prioritair ingezet worden op het bestuderen en realiseren van duurzame samenlevingsvormen, waarin preventie centraal staat (met onder meer maatregelen om gedomesticeerde dieren te beschermen).
 Doelstelling 5: Biodiversiteit integreren in de hele samenleving en in de relevante sectorale beleidslijnen
  • [23] De raden onderschrijven het belang van mainstreaming van biodiversiteit in de samenleving en zijn het ermee eens dat een bundeling van krachten uit de overheids- en privésfeer, zoals we die onder meer terugvinden in de Belgian Biodiversity alliance, daartoe nuttig kunnen zijn. De raden wensen evenwel op te merken dat dergelijke vrijwillige initiatieven aanvullend kunnen zijn op, maar niet in de plaats mogen komen van beleidsinitiatieven die de overheden op een gecoördineerde wijze dienen te nemen om te voldoen aan de Europese en internationale doelstellingen, en waarbij ze naast sensibiliserende ook regelgevende en financiële instrumenten dienen in te zetten. Het betrekken van stakeholders is een positieve en noodzakelijke aanpak, maar dit mag niet inhouden dat de overheden de verantwoordelijkheid voor beleidsmaatregelen van zich afschuiven.[44]
  • [24] In dit verband wijzen de raden er op dat de overheden een voorbeeldrol dienen op te nemen en daarbij over een belangrijk instrument beschikken om biodiversiteitsdoelstellingen te realiseren, namelijk de overheidsopdrachten (public procurement of openbare aanbestedingen, vermeld in 5.5 van het ontwerp): bij de gunning ervan kan men immers voorwaarden stellen inzake herkomst en productie van grondstoffen (bv. hout) en levensmiddelen (soja, olie, vlees en vis …).[45] In collectieve restaurants en kantines kan men minima bepalen waar het gaat om plantaardige eiwitten en seizoensgebonden, duurzame en lokale voeding, gekoppeld aan een beperking van voedselverspilling. Men kan ook criteria inzake natuurinclusiviteit opnemen bij de openbare gunning van constructies, aankoop of huur van bouwwerken of installaties (cf § 15 over milieucriteria voor de offshore constructies in onze Noordzee). De raden vragen in de herziene NBS dit instrument meer in detail te bekijken en na te gaan of biodiversiteitsbehoud momenteel als criterium meegenomen wordt in de regelgeving op verschillende niveaus en zo ja op welke manier, en indien dit niet of onvoldoende het geval zou zijn, hiervoor bijkomende doelstellingen te formuleren.
Doelstelling 6.3: Tegen 2030, operationele mechanismen creëren om de kennis, innovaties en praktijken te beschermen van inheemse en lokale gemeenschappen die traditionele levensstijlen belichamen die relevant zijn voor het behoud en het duurzame gebruik van biodiversiteit
  • [25] Hier wordt verwezen naar de noodzaak om vrije, voorafgaande en geïnformeerde toestemming te verzekeren van inheemse volkeren (Indigenous and Local Communities, ILCs) inzake toegang tot genetische hulpbronnen en traditionele kennis die verband houdt met genetische hulpbronnen waarover dergelijke ILC’s beschikken. Ook artikel 15.1 van Verdrag 169 van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) wordt hier vermeld, dat specifiek de rechten van ILC’s erkent op de natuurlijke hulpbronnen die aanwezig zijn op hun grondgebied. De raden vragen om in deze context ook de toegang tot het land expliciet te benoemen: het erkennen en verzekeren van (collectieve) land- en territoriale rechten is cruciaal voor de rol die ILC’s spelen voor het behouden van en hernieuwen van biodiversiteit.
Doelstelling 8: Wetenschappelijke kennis over biodiversiteit en ecosysteemdiensten verbeteren en communiceren en doelstelling 9: De gemeenschap betrekken via communicatie, onderwijs, bewustmaking en opleiding
  • [26] De raden zijn het er mee eens dat het biodiversiteitsthema systematisch moet worden opgenomen in alle leerplannen en op de verschillende onderwijsniveaus, waaronder voor het thema relevante opleidingen als land- en tuinbouw, visserij, bouw, tuinaanleg en -onderhoud, toerisme, voeding en gastronomie… Ze zijn zich bewust van het belang om wetenschappelijke inzichten inzake biodiversiteit in ruimere mate te verspreiden bij stakeholders en publiek, en beter te communiceren over wat het belang is van biodiversiteitsbehoud, waarom maatregelen hiervoor nodig zijn en wat iedereen hiertoe zou kunnen bijdragen. Ze wensen hierbij evenwel drie kanttekeningen te maken. Ten eerste blijkt uit onderzoek dat informeren en sensibiliseren alleen vaak niet volstaat om gedragswijzigingen teweeg te brengen: het is efficiënter communicatie in te zetten in combinatie met andere instrumenten, zoals financiële en regelgevende.[46] Ten tweede dient men zich goed te realiseren tot welke doelgroep men zich richt. Experten, beleidsmakers, stakeholders, studerenden, het brede publiek … hebben een totaal verschillende profiel, en de communicatie dient zich qua vorm, inhoud en gebruikte kanalen daaraan aan te passen.
  • [27] Hierbij sluit de derde opmerking aan: op metaniveau communiceren over plannen en strategieën met de ruime bevolking is niet evident, en men kan zich in verband met de NBS de vraag stellen of er geen betere manieren zijn om de burger te betrekken dan via een algemene raadpleging over het hele document. Zo suggereerde de FRDO in een advies over de communicatie rond het federale plan duurzame ontwikkeling[47] om het publiek bij de raadpleging eerder een aantal keuzes voor te leggen die verband houden met toekomstvisies en mogelijke alternatieven. Initiatieven zoals de website Bebiodiversity, die het consumptiegedrag van verschillende actoren verbindt met een biodiversiteitsimpact en oplossingen voorstelt,[48] zijn al meer gericht en concreet, maar zullen, hoe nuttig ook, toch vooral door een reeds geïnteresseerd publiek bekeken worden. Er is nood aan proactieve campagnes, onder meer via sociale media, die ook niet gesensibiliseerde en kwetsbare doelgroepen kunnen bereiken, eventueel in samenwerking met organisaties die actief zijn op het terrein.
Doelstelling 10: Het regelgevende kader voor biodiversiteit versterken en de implementatie, naleving en handhaving van wetgeving inzake biodiversiteit garanderen
  • [28] Wat de handhaving betreft, vroeg het kaderadvies 2022 reeds inzake de illegale handel in wilde dieren en hout om een strikte handhaving van de CITES- en EUTR regelgeving, en zette het de overheid toe aan meer te investeren in aanwerving, opleiding en technische ondersteuning van de controlediensten (o.a. douane). Naast het voorzien in middelen en capaciteitsbouw, wijst het ontwerp van NBS er terecht op dat meer samenwerking en coördinatie op nationaal niveau nodig is tussen alle relevante actoren (inclusief inspectiediensten, administraties, douanediensten, het gerechtelijk apparaat) “om consistente en compatibele maatregelen en methodologieën te garanderen”. De raden benadrukken in dit verband het belang van transparante en toegankelijke, duidelijke informatie over de milieudrukken die potentieel kunnen wegen op biodiversiteit. Ze verwijzen hierbij ook naar het belang van voldoende capaciteit in de relevante departementen te garanderen om een degelijke opvolging en een doeltreffende implementatie van de wetgeving inzake biodiversiteit mogelijk te maken (cf doelstelling 10.2).
Doelstelling 15: Aanzienlijke en geleidelijke toename van de mobilisatie van financiële middelen uit alle bronnen, waaronder nationale, internationale, openbare en particuliere middelen, op een efficiënte en gemakkelijk toegankelijke manier
  • [29] Om vanuit de doelstellingen nieuwe acties op te zetten, zullen middelen nodig zijn. De raden vragen voor de verschillende acties die voortvloeien uit de NBS, een budgetinschatting op te maken (zie hierna § 28). Gezien het financieringstekort voor biodiversiteitsverbintenissen van ons land tot 2030 momenteel geschat wordt op 6,5 miljard EUR[49], roepen de raden de diverse overheden in ons land op om de nodige middelen te begroten voor acties op het vlak van biodiversiteit. Zij dienen tegen eind 2025 een financiële strategie voor biodiversiteit op te stellen op basis van een transparante inventarisatie van hun huidige uitgaven voor biodiversiteit en een raming van de tekorten die moeten worden goedgemaakt om tegen 2030 te voldoen aan de internationale en Europese biodiversiteitsdoelen en -verplichtingen. Daarnaast is er ook nood aan meer innovatieve financiering van natuurbehoud en –herstel vanuit de particuliere sector: zo zijn groene obligaties, uitgegeven door overheden, organisaties, bedrijven of financiële instellingen een nuttig instrument om spaargeld van particulieren te mobiliseren voor biodiversiteitsprojecten. Tegelijkertijd is het noodzakelijk dat de financiële wereld verder stappen zet, zowel om meer te investeren in activiteiten die “substantieel bijdragen” aan de bescherming en het herstel van biodiversiteit, als om te desinvesteren uit kredieten, beleggingen of participaties in projecten die “ernstige afbreuk doen” aan de biodiversiteit. De raden wijzen in dit verband op de Europese taxonomie voor financiële producten[50] en op de Europese wetgeving inzake Duurzaamheid en zorgplicht (Corporate Sustainability Due Diligence Directive -CSDDD[51]) die bedrijven verplicht om negatieve effecten op de biodiversiteit in hun toeleveringsketen te voorkomen of tot een minimum te beperken. Het “geen ernstige afbreuk doen ” principe (DNSH) op het vlak van biodiversiteit dient ook als minimale norm te gelden voor alle projecten en programma’s in de partnerlanden van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking (cf doelstelling 12.3).

Bijlage 2: Belangrijkste internationale overeenkomsten en instrumenten met rechtstreekse relevantie voor de biodiversiteit

  • [30] In deze bijlage van het ontwerp-NBS wordt verwezen naar rechten van boeren vanuit het ITPGRFA  (Internationaal Verdrag inzake Plantgenetische Hulpbronnen voor Voeding en Landbouw), maar niet naar de VN Verklaring van VN-verklaring voor rechten van boeren, boerinnen en andere landarbeiders (UNDROP), waarin o.a. het recht op biodiversiteit en zaden opgenomen is. De raden vragen ook deze Verklaring hier op te nemen, temeer daar België binnen de VN-mensenrechtenraad eind 2023 zijn steun gaf voor de oprichting van een speciaal mechanisme om dit VN-verdrag op te volgen.

 

2.3. Over het proces en de opvolging van de NBS

  • [31] In de vorige §§ behandelden de raden de doelstellingen van de herziene NBS en vroegen ze voor sommige punten om verduidelijking of aanvulling. De grote uitdaging zal er evenwel in bestaan de stap te zetten van doelstellingen naar acties om deze te realiseren. Voor die uitvoering verwijst de NBS naar de verschillende overheden en stakeholders, waarbij de regio’s, gezien hun talrijke bevoegdheden inzake biodiversiteit, belangrijke actoren zullen zijn. Hoe die stap van strategie naar actieprogramma’s gezet zal worden, is evenwel niet duidelijk. De ontwerptekst hanteert op dit vlak nu eens de indicatieve wijs (“er zal rekening mee worden gehouden in de herziening van federale en regionale actieplannen”, p 2), dan weer de voorwaardelijke (“Waar nodig zullen federale en regionale overheden en andere relevante actoren op een gecoördineerde manier implementatie maatregelen nemen”, p 5) en de imperatieve wijs (“De NSB is indicatief en creëert geen bindende regels voor de bevoegde autoriteiten. Afwijkingen van de eisen van het plan moeten echter worden gemotiveerd” p 26).
  • [32] In deel II.3 somt het ontwerp dan de relevante acties, programma’s en strategieën op van de verschillende beleidsniveaus (regionaal-federaal). Het is uiteraard nuttig en noodzakelijk te bekijken in hoeverre de aangehaalde NBS-doelstellingen reeds gerealiseerd worden op het terrein en meegenomen zijn in de beleidsrealiteit op verschillende niveaus, maar de tekst koppelt bestaande acties niet aan de doelstellingen van het ontwerp en biedt geen vergelijkende en integrerende analyse.
  • [33] De raden vragen dan ook om over de stap naar actie en het proces daartoe meer duidelijkheid te scheppen in de herziene NBS. Meer bepaald dringen ze er op aan om, in combinatie met de gevraagde SMART-formulering van doelstellingen gekoppeld aan indicatoren (§§ 7-9), aan de tekst een tabel toe te voegen met voor elke doelstelling een overzicht van momenteel bestaande of geplande acties op verschillende beleidsniveaus, en van nog uit te voeren acties op deze en andere niveaus (of door stakeholders) om de doelstellingen te kunnen realiseren. Dit actieplan dient een gecoördineerde benadering in te houden, waarbij de inspanningen van de diverse beleidsniveaus elkaar versterken[52]. Het mag geen vrijblijvende oefening vormen: de betrokken partijen dienen zich ertoe te verbinden de te nemen acties daadwerkelijk uit te voeren. Ook een budgetindicatie en een timing voor elk van de verschillende acties zijn aangewezen.[53]
  • [34] De raden zijn van mening dat een dergelijk overzicht zal bijdragen tot wat het ontwerp op p. 5 vooropstelt: “De strategie besteedt bijzondere aandacht aan het creëren van een grotere coherentie en het opvullen van hiaten in bestaande Belgische instrumenten, en aan het optimaliseren van de integratie van biodiversiteit op nationaal en internationaal niveau.” Het is belangrijk dat deze oefening op een onafhankelijke, wetenschappelijke en transparante basis gebeurt en openbaar gemaakt wordt, zodat een publiek debat en raadpleging van de stakeholders mogelijk is over de concrete uitwerking en opvolging van de strategie. Indien een dergelijke uitwerking wegens tijdsgebrek niet mogelijk is in deze herziene NBS, vragen de raden dat deze opgenomen wordt in het zevende nationale rapport dat op 28 februari 2026 ingediend moet worden in het kader van de rapportageprocedure voor de CBD.

 

 

Bijlage 1.  Specifieke bijdrage van de Raad voor het Leefmilieu (RLBHG) over de herziening van de NBS

Deel V: “Opvolging van de strategie” is beknopt in vergelijking met de rest van het document (slechts 4 van de 175 bladzijden). Hierdoor blijven de governance en de mechanismen die zijn ingesteld te vaag. De rol van elke speler wordt niet voldoende verduidelijkt. De verwachte effecten en voorwaarden voor succes worden niet toegelicht. Dit kan afbreuk doen aan de doeltreffendheid van de uitvoering.

Zo luidt doelstelling SM1: “Tegen 2025 indicatoren vaststellen, toepassen en publiceren om de vooruitgang ten opzichte van de strategische doelstellingen van de SNB te meten”. De paragraaf geeft niet aan hoe het proces van het identificeren en creëren van indicatoren zal worden georganiseerd.

  • Er is geen bepaling over de soorten indicatoren die moeten worden ontwikkeld, ondanks een verwijzing naar de indicatoren in het CBD K-M monitoringkader. De ontwikkeling van indicatoren is een proces dat een grondige reflectie en aanpassing aan de Belgische context vereist, los van de internationale richtlijnen. Naast de ontwikkeling van indicatoren moeten er ook gegevensstromen worden ingesteld. Sommige gegevensstromen bestaan al, terwijl andere nog moeten worden gecreëerd. Waar ze bestaan, kunnen de gegevensstromen op regionaal en/of federaal niveau georganiseerd worden, waarbij een centralisering en/of harmonisering nodig is.
  • Er is geen precieze timing; de NBS stelt enkel dat de doelstellingen van de NBS periodiek geëvalueerd moeten worden.
  • Er worden enkele stakeholders genoemd, maar in zeer algemene bewoordingen: “federale en regionale autoriteiten, de CBD-stuurgroep en haar deskundigen, en NGO’s”. Elke NBS-doelstelling is zeer specifiek en gaat gepaard met eigen gegevensstromen en dus specifieke expertise. Niet voor elke doelstelling zullen dezelfde deskundigen betrokken zijn. Belangrijke spelers kunnen een rol spelen op dit niveau en worden niet vermeld (bv. de CCIM-werkgroep voor milieugegevens, het EMA/EIONET-contactpunt, het Federaal Planbureau, federale/regionale administraties en wetenschappelijke instituten, Statbel en regionale instituten voor statistiek, enz.)

Om de toekomstige BOG geloofwaardiger te maken, moet deel V worden herzien om bepaalde aspecten te verduidelijken.

 

 

 

[1] Zie https://frdo-cfdd.be/wp-content/uploads/2022/10/2022a10n.pdf § 11

[2] Zie “Een oproep aan de verschillende regeringen van dit land” https://frdo-cfdd.be/wp-content/uploads/2024/07/2024a11n.pdf

[3] Zie One Health | sciensano.be

[4] https://www.vlaanderen.be/inbo/home/

[5] Zie http://etat.environnement.wallonie.be/home/diagnostic/biodiversite-1.html

[6] Zie https://environment.ec.europa.eu/topics/forests/deforestation/regulation-deforestation-free-products_en

[7] Cf kaderadvies biodiversiteit § 39

[8] https://single-market-economy.ec.europa.eu/sectors/raw-materials/areas-specific-interest/critical-raw-materials/critical-raw-materials-act_en

[9] Cf de resolutie over diepzeemijnbouw in het federaal parlement van 19 januari 2021, geciteerd in kaderadvies biodiversiteit 2022 § 23 (ref. zie voetnoot 1)

[10] Zie https://www.cbd.int/gbf/vision

[11] https://frdo-cfdd.be/wp-content/uploads/2022/07/2006a05n.pdf § 14

[12] Zie V2 SM1 van het ontwerp

[13] Zie National reports | Convention on Biological Diversity (biodiv.be)

[14] Zie hier het recente FRDO-advies over het ontwerp van derde marien ruimtelijk plan: 12 | Advies over het ontwerp van marien ruimtelijk plan voor de periode 2026 tot 2034 – FRDO (frdo-cfdd.be)

[15] Zie de Strategische visie beleidsplan ruimte Vlaanderen, met als doelstelling het bijkomend ruimtebeslag te reduceren naar 3 ha/dag tegen 2025 en 0 ha/dag tegen 2040: https://omgeving.vlaanderen.be/nl/beleidsplan-ruimte-vlaanderen; zie het Schéma du Développement du Territoire in Wallonië, met als doelstelling: “l’artificialisation nette des terres est réduite progressivement en vue de tendre vers 0km²/an à l’horizon 2050”(SA1P1 in https://territoire.wallonie.be/storage/territoire/documents/content/publication/sdt-web-pages.pdf)

[16] o.c. § 13

[17] Zie hier studie Minaraad 2021 ‘Koolstofopslag via (semi-)natuurlijke processen’: Koolstofopslag via (semi-)natuurlijke processen — Minaraad

[18] Cf het politieke akkoord van 2024 over het EU-wide voluntary framework for the certification of high-quality carbon removals: https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/en/ip_24_885

[19] Zie https://emis.vito.be/nl/artikel/commissie-besluit-belgie-voor-hof-van-justitie-van-de-europese-unie-te-dagen-wegens

[20] Zie https://www.vmm.be/water/kwaliteit-waterlopen/nutrienten-in-oppervlaktewater

[21] Zie het Programme de Gestion Durable de l’Azote in Wallonië: https://www.protecteau.be/sites/default/files/uploads/L%C3%A9gislations/Nitrate/PGDAIV-coordination-officieuse.pdf

en in Vlaanderen het decreet over de Programmatorische Aanpak Stikstof (PAS) https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/api2.pl?lg=nl&pd=2024-02-22&numac=2024001071 evenals het Mest Actie Programma, waarbij MAP 7 in voorbereiding is: https://omgeving.vlaanderen.be/nl/publieke-inspraak-over-de-kennisgevingsnota-in-het-kader-van-de-plan-mer-procedure-voor-het-zevende

[22] Minaraad 2022, advies over het Vlaams actieplan pesticidengebruik, § 5: https://www.minaraad.be/themas/hinder/vlaams-actieplan-pesticidengebruik-adviesvraag

[23] Zie hier ook het advies van de Minaraad over het Vlaams Actieplan: https://www.minaraad.be/themas/hinder/vlaams-actieplan-pesticidengebruik-adviesvraag

[24] Cf advies FRDO van juli 2024 §§ 11 en 14: https://frdo-cfdd.be/wp-content/uploads/2024/07/2024a12n-1.pdf

[25] Voor data over momenteel beschermd natuurgebied, zie https://www.vlaanderen.be/inbo/indicatoren/oppervlakte-met-effectief-natuurbeheer voor Vlaanderen; voor Wallonië https://biodiversite.wallonie.be/fr/sites.html?IDC=855 en https://biodiversite.wallonie.be/fr/04-06-2024-nouvel-agw-sur-les-reserves-naturelles-et-les-csis.html?IDD=7141&IDC=3432

[26] Zie voor Vlaanderen de analyse in het Natuurrapport 2023 van het INBO: https://www.vlaanderen.be/inbo/inbo-natuurrapporten/

[27] Zie https://environment.ec.europa.eu/topics/nature-and-biodiversity/nature-restoration-law_en

[28] Zie hier de Natuurherstelwet hfdst III art 14, 16 c: https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=OJ:L_202401991

[29] Zie https://www.minaraad.be/themas/biodiversiteit/rapportage-habitat-en-vogelrichtlijn-adviesvraag

[30] Zie https://www.minaraad.be/themas/biodiversiteit/pledge-in-uitvoering-van-de-biodiversiteitsstrategie-adviesvraag

[31] Zie https://www.cesewallonie.be/avis/demande-davis-sur-le-projet-de-strategie-biodiversite-360deg-et-son-rapport-sur-les-incidences en Projet de Stratégie biodiversité 360° | CESE Wallonie – Conseil économique, social et environnemental de Wallonie

[32] Zie https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/?uri=celex%3A52020DC0380 : 2.2.1

[33] Zie https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=OJ:L_202401991

[34] Cf Advies FRDO §§ 21 en 22: https://frdo-cfdd.be/wp-content/uploads/2022/07/2001a12n.pdf

[35] Zie https://food.ec.europa.eu/system/files/2020-05/f2f_action-plan_2020_strategy-info_en.pdf

[36] Cf EU biodiversiteitsstrategie 2030: https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/DOC/?uri=CELEX:52020DC0380

[37] Zie https://agriculture.ec.europa.eu/document/download/171329ff-0f50-4fa5-946f-aea11032172e_en?filename=strategic-dialogue-report-2024_en.pdf

[38] Zie voor Vlaanderen: https://lv.vlaanderen.be/beleid/landbouwbeleid-eu/gemeenschappelijk-landbouwbeleid-glb/2023-2027-algemeen-kader en voor Wallonië:  https://agriculture.wallonie.be/home/politique-economie/plan-strategique-pac-2023-2027/contexte-et-contenu-du-plan-strategique-wallon-de-la-pac.html

[39] Zie hier het advies van de MinaRaad van 6 juni 2024: https://www.minaraad.be/themas/biodiversiteit/het-voorbereidingsproces-van-het-vlaams-glb-strategisch-plan-adviesvraag en speciaal verslag 13/2020 van de Europese Rekenkamer over biodiversiteit op landbouwgrond: https://op.europa.eu/webpub/eca/special-reports/biodiversity-13-2020/nl/index.html

[40] Cf https://frdo-cfdd.be/adviezen/advies-over-dierlijke-en-plantaardige-eiwitten/

[41] Zie o.a. Vlaamse Eiwitstrategie 2021-2030 (vlaanderen.be) | https://lv.vlaanderen.be/sites/default/files/attachments/vlaamse_eiwitstrategie.pdf ; https://gouvernement.wallonie.be/files/%255BRapport%255D%20-%20Get%20up%20Wallonia%20- %20Rapport%20du%20conseil%20strate%cc%81gique%20au%20Gouvernement%20wallon.pdf (wallonie.be) en https://www.wallonie.be/sites/default/files/2021-10/plan_de_relance_de_la_wallonie_octobre_2021.pdf

point 3.6 “Renforcer la souveraineté alimentaire”, projet 198; Federaal plan voor duurzame ontwikkeling https://www.duurzameontwikkeling.be/sites/default/files/content/fpdo_2021_nl.pdf

[42] o.c. § 19

[43] Avis du Conseil wallon du bien-être des animaux relatif au bien-être des animaux dans le cadre de la pratique de la chasse et du piégeage (partim), approuvé le 16 janvier 2024: https://bienetreanimal.wallonie.be/files/documents/Avis%20CWBEA/Avis_chasse%20approuv%c3%a9%20par%20le%20Conseil%2016012024%20et%20annexes%20.pdf

[44] Kaderadvies biodiversiteit 2022, o.c. § 17

[45] Dit wordt toegestaan door EU-richtlijn Overheidsopdrachten 2014/24/EU, aanbevolen criteria zijn hier te vinden: https://green-business.ec.europa.eu/green-public-procurement/gpp-criteria-and-requirements_en#voluntary-criteria

[46] Zie hier het advies over communicatie van de FRDO § 126: https://frdo-cfdd.be/wp-content/uploads/2022/07/2007a06n.pdf

[47] Zie https://frdo-cfdd.be/wp-content/uploads/2022/07/2006a14n.pdf § 18

[48] Zie Home | BeBiodiversity https://bebiodiversity.be/nl/

[49] Cf studie “Mapping and filling Belgium’s public funding gap for nature and biodiversity”, Trinomics 2023

[50] Zie https://finance.ec.europa.eu/sustainable-finance/tools-and-standards/eu-taxonomy-sustainable-activities_en

[51] Zie https://commission.europa.eu/business-economy-euro/doing-business-eu/sustainability-due-diligence-responsible-business/corporate-sustainability-due-diligence_en

[52] Zie de in § 3 vermelde recente oproep van negen adviesraden voor een betere structurele en elkaar versterkende samenwerking tussen de beleidsniveaus in ons land: https://frdo-cfdd.be/wp-content/uploads/2024/07/2024a11n.pdf

[53] De tabel zou dan op de verticale as de verschillende doelstellingen vermelden, en op de horizontale as de categorieën: indicatoren voor monitoring/bestaande en geplande acties op verschillende niveaus/te ondernemen acties op verschillende niveaus/timing/budgetindicatie en sourcing

Opmerkingen, vragen of suggesties?